vrijdag 3 februari 2012

Uitlaatlaarzen

Ik heb mijn uitlaatlaarzen aan. 
Tenminste, dat denk ik. Ik zag laatst op een parkeerplaats bij een bos dat de hondenbezitters zo ongeveer zonder uitzondering dergelijke laarzen droegen. 
Vorige winter gekocht, gefrustreerd door de kringen in mijn gewone laarzen en de groeiende rij kletsnatte schoenen onder de verwarming. Waterdichte leren laarzen. Kunnen tegen een stootje, smeltende sneeuw en pekel. Stevige profielzolen eronder. 


Mijn outfit klopt dus in elk geval. Alhoewel, als je kijkt naar het formaat van mijn neef de hond is het misschien wat overdreven. Hij komt nog niet eens tot mijn knie. Daar hoef je toch je hakken niet voor in het zand te zetten.
Ik denk terug aan de tijd dat hij nog een pup was. Hij kwam tot aan mijn enkel. Geen doen. Òf hij beet zich erin vast, waardoor ik me probeerde te verplaatsen met een trekkend been met een hond eraan, en dat wordt in de hondenwetenschap niet bedoeld met “de hond aan het been laten lopen”, of hij was zo bang om verder te gaan dat hij alleen nog maar plat op de grond wilde liggen. Soort van aan een dood paard trekken in het klein. Je wilt dat nekje tenslotte wel heel laten.


Fase twee was zo mogelijk nog erger. Toen hij eenmaal begreep dat de wijde wereld niet zo eng is als hij lijkt, kreeg hij het in zijn hoofd om te ontsnappen. Van het huis van oom en tante naar ons toe. Op zich maar een meter of tweehonderd, maar wel met een redelijk drukke straat ertussen, waar de mensen zich praktisch nooit aan de voorgeschreven snelheid van 30 kilometer per uur houden. Maar dat is misschien toch al te hard als er ineens een hond overbliksemt. 
“Wat voeren jullie dat beest?” vroeg oom geïrriteerd toen hij voor de zoveelste keer hijgend onze achtertuin binnen kwam rennen. 
Natuurlijk niks. Het was gewoon een puber met een dwars hoofd.


Maar vandaag loopt er een keurig opgevoed hondje naast me. Hij volgt alle commando’s braaf op, zelfs als ik ze in verkeerde volgorde zeg. Met een cesar milan-achtige voldaanheid loop ik nonchalant met de hond naast me en er schieten er gedachten als “calm and  assertive”  en “”pack leader” door mijn hoofd.


We lopen door het recreatiegebied bij ons in de buurt. Ik durf hier nooit te komen bij het hardlopen ’s ochtends.  In het donker zie ik achter elke boom een enge man. Alhoewel. Het is hier betaald parkeren. Je gaat toch niet iemand eerst aanranden en vervolgens rustig een parkeerkaartje kopen?


Soppen door het gras. Ik blij met m’n laarzen, hond denk ik minder blij met z’n natte buik. Snel weg daar en een iets droger achterafpaadje op. 
In een bocht stuiten we opeens op een enorme rode, blazende kat. Met een niet bij –ik gok- haar stemming passend strikje aan haar halsband. Zou schattig moeten staan, maar ze ziet eruit als een monster. 
We zijn de kat al bijna voorbij als hond zich ineens herinnert dat hij een hond is en katten dient te haten. In een fractie van een seconde stort hij zich op de nog steeds blazende kat die, voor een dier van haar afmetingen, want niet alleen enorm maar ook gewoon dik, met verbazende snelheid een boom invliegt. 


Helaas. De knop is om. Niks meer welopgevoed hondje. Zijn jachtinstinct is ontwaakt. Elke kip die we zien, elk konijn en zelfs schaap dat we tegenkomen –en geloof me, dat zijn er heel wat- wordt als een potentiële prooi gezien. En dan zit er verbazend veel kracht in zo’n klein ding. 
Het kwartje valt op zijn plaats. Het gaat niet om de outfit. Ze zijn vooral zo ontzettend handig omdat je er niet mee van je plaats te wrikken bent. Uitlaatlaarzen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten