dinsdag 21 februari 2012

Goede raad...

Soms neem ik te snel advies aan. Vooral als ik denk dat ik van het betreffende onderwerp niet zoveel kaas heb gegeten. Hoewel dat zeker in letterlijke zin dit keer niet het geval is.


Hij is van teak. Donker gelakt. Op zich best mooi en die wiebelgedeelten bevinden zich niet onder onze borden. Onze eettafel.
“Ik maak hem helemaal kindproof”, zei de man van de winkel waar we hem aanschaffen. Artistiek type. Lang haar en overal piercings. Tenminste, voor zover ik kan zien. Echt zo’n ambachtstype. Verleent de aan te schaffen tafel toch een zweem van authenticiteit.
“Ik zet hem in de keiharde parketlak, ze kunnen er desnoods met hun vork in gaan lopen prikken, je ziet er niks van.” 
Dat lijkt een hele poos te kloppen. Maar de dames gedragen zich netjes en bovendien gebruik ik regelmatig een tafelkleed.


En dan komt zoon.


Het tafelkleed wordt rap afgeschaft. Het duurt eeuwig voor hij los kan staan en hij denkt dat zo’n kleed het ideale houvast is om je aan op te trekken. Nadat hij twee keer de ontbijtboel over zich heen heeft gekregen kies ik eieren voor mijn geld.
Helaas is zoon prikkerig. Zagerig ook wel. Gebruikt zijn bestek voor alles, behalve voor datgene waar het voor bedoeld is. Van de keiharde parketlak, met name in zijn regio, blijft niet zoveel over. De tafel ziet er niet meer uit.
“Mocht er onverhoopt iets beschadigen, dan lakt u het zo weer even bij.” Kwam ook uit de koker van de parketlakman. Helaas, en achteraf bezien wellicht niet geheel toevallig, blijkt de zaak failliet te zijn als we de aanvullende lak willen kopen. 
We besluiten nog maar een poosje te wachten. Tot bij zoon het bestekkwartje valt. 


Inmiddels lijkt dat enigszins het geval te zijn. Mijn handen jeuken om de tafel een complete metamorfose te geven. Eigenlijk vind ik het een beetje somber worden na zoveel tijd, die donkere lak. Ik wil geen lak, ik wil was. Dus moet ie kaal.


Nou heb ik best een beetje verstand van verf verwijderen. Mijn vader, die op z’n zachtst gezegd niet in de wieg was gelegd voor klussen, tot na zijn overlijden vielen er nog met regelmaat schilderijen van de muur die door hem waren opgehangen, was wel handig met de kwast.
“Wil jij leren verven?” vroeg hij toen ik een jaar of 10 was, “alsjeblieft.” En hij duwde me een stuk schuurpapier in de hand. Dat was natuurlijk geenszins mijn bedoeling, maar helaas, zo ging het. Schuren tot je erbij neervalt. Dan pas verven.


En zo sta ik bij de bouwmarkt te aarzelen bij het schuurpapier. Te erg te aarzelen want er komt een medewerker op me af. Met een piercing in zijn tong die schittert als hij praat. Of ik een probleem heb. 
Ik doe het keiharde parketlakverhaal. “Ben je mal,” zegt hij amicaal, “afbijt gebruiken. Je smeert het erop, laat het een kwartiertje ofzo zitten en hop, je scheert het er zo af. Ik heb het thuis ook gedaan.” 


Ik had het kunnen weten. Natuurlijk had ik het kunnen weten. De zooi kleeft, stinkt zo dat niemand meer in de buurt wil komen en er wordt niks geschoren. Nou ja, een beetje. Het resultaat is een vlekkerige, plakkerige tafel.
Ik herhaal mijn tocht naar de bouwmarkt. Pak zonder aarzelen het schuurpapier dat ik nodig heb en vraag aan niemand raad.


In mijn daltonvermomming –“stofmasker? wat is er mis met een zakdoek?” hoor ik mijn vader vragen- ga ik aan de slag. Ik schuur tot ik erbij neerval. Met resultaat. 
Ik volg voortaan gewoon mijn gezonde verstand. En geen adviseurs met piercing.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten