donderdag 26 januari 2012

Koerier

Het wordt de universiteit in Leiden. Of Windesheim Zwolle. 
Ze is met haar vader naar de jaarlijkse scholenmarkt geweest. Daar mag je naartoe als je nog niet eens halverwege je middelbare schoolcarrière bent. Profielkeuze moet in perspectief gemaakt worden tenslotte.


“Leiden?” roep ik vol afgrijzen uit, met een beschuldigende blik naar haar begeleider.
Hij mompelt iets van ”stond een aardige studente achter.” Ik buig me maar even niet over de vraag of dat zijn opinie is of de hare, en probeer aan dochter uit te leggen dat je eigenlijk niet in Leiden kan gaan studeren als je ouders in Utrecht hebben gestudeerd. 
“Maar ze hebben daar Latijns-Amerikastudies” 
Oké, daar heeft ze een punt. Dat zou ik ook wel willen studeren. 
“Het is wel een ballentent hoor, dan moet je deze lente eerst maar eens beginnen met tennis” voeg ik er –best flauw- aan toe.


De volgende dag neemt ze de folders nog eens door. “Pff, psychologie moet je tweehonderd bladzijden per week voor lezen, dat doe ik niet hoor” 
“Veertig bladzijden per dag valt anders best mee” zeg ik. “Oh ja… dàt gaat nog wel.” ontdekt ze blij. Dyscalculie heet dat. Niet kunnen rekenen.
Die profielkeuze is in haar geval dus niet zo moeilijk. Drie van de vier profielen vallen a-priori al af.


Ik denk een beetje weemoedig aan een jaar of drie geleden. Toen begonnen we voorzichtig aan de keuze voor een middelbare school. Denk wel dat we de goede hebben gekozen. Als ik weer eens mezelf verbijtend –denk eraan, ze hebben een puberbrein!- achter ze aan moet rijden om ze iets te bezorgen dat ze zijn vergeten ben ik blij dat het geen Amersfoort is geworden. Of vergeten ze sneller iets omdat ze weten dat ik het toch wel even kom brengen? Er bekruipt me altijd een gevoel dat er iets niet helemaal klopt als ik blijmoedig begroet word door een conciërge met "Goedemorgen mevrouw Smit!"


En dan die vage smsjes. 
*Ik denk dat mijn boek voor de boekbespreking nog op mijn bureau ligt, of misschien zit ie ook wel in mijn tas. Wil je even kijken*
*Niet op je bureau. Kijk in je tas*
*Kan niet, zit op de fiets*
Aaargh.
5 minuten later:
*Zit niet in mijn tas. Kijk nog eens op mijn bureau.*
Ja. Ik ben gek.
*Misschien op mijn bed*
Daar ligt het inderdaad. Natuurlijk wel onder het dekbed. En daar ga ik weer.
*Heb hem. Leg hem wel bij de conciërges*
*Kan je dan meteen een koek meenemen?*
*ook vergeten?*
*ja* *blond hè* *dus je legt het bij de conciërges?* *bedankt mam* *xxx*
En dan niet snappen waarom je beltegoed altijd zo snel op is.


Ik hoop dat ze niet denkt dat ik naar Leiden kom rijden, straks. Of naar Zwolle. Misschien is dat dan niet meer nodig ook? Zover ben ik nog niet in dat puberbreinboek. Ik haal bij lange na geen veertig bladzijden per dag namelijk. Ik heb het veel te druk. Met heen en weer rijden. 
Gelukkig hebben we nog een jaar of drie. Kan ik lezen. En kan haar brein nog wat ontwikkelen. En naar alle waarschijnlijkheid denk ik na die drie jaar weemoedig terug aan dit moment. Nu heeft ze me nog nodig…

vrijdag 20 januari 2012

Big Brother

Allemaal het gevolg van social media. Natuurlijk, ik twitter wel eens wat, doe wel eens wat met facebook zelfs, maar dat het dit soort consequenties zou kunnen hebben had ik nog niet bedacht.

“Kan je misschien even op de grond gaan liggen? Ja, zo, met je fiets half over je heen” Zoon aarzelt geen moment en zakt half in een plas. Lekker zo, met een graad of vier. Dochter twee maakt er ook geen probleem van. Heeft er zelfs speciaal even een andere broek voor aangetrokken. Gaat ook met fiets op de grond liggen. Dochter één blijft liever staan. Geef haar eens ongelijk. Het is donker en het miezert. Auto’s rijden achter ons. Ik ga maar even een beetje op de weg staan. Heb een witte jas aan. Moet genoeg opvallen om mijn in nepongeluk verstrengelde kroost te beschermen.

De fotograaf is door het AD gestuurd. Het lijkt haar wel aardig een fietsongelukje te ensceneren met de kinderen. Dat is tenslotte het onderwerp van het artikel waar de foto bij moet komen. En waarover mijn dochters en ik geïnterviewd zijn. Het aantal fietsongelukken onder kinderen neemt toe.

Geheel in lijn met de landelijke trend heb ik de laatste jaren inderdaad een opmerkelijke toename gezien bij onze eigen kinderen.
Nu zorgt het krijgen van een zoon op zichzelf al voor een verhoging van het percentage ongelukken met een procent of honderdvijftig. Tenminste, als de leeftijd van metzonder zijwielen is aangebroken. Hoewel hij het zelfs mèt regelmatig presteerde om volledig te kapseizen. Dat telt dus eigenlijk niet.
Maar onze dames laten zich ook niet onbetuigd.
Oudste is sinds ze de middelbare school bezoekt 2 keer onzacht met een auto in aanraking gekomen. Ze lijkt te leren. Dit schooljaar nog geen brokken.
Dochter twee is, ik formuleer dit zo tactvol mogelijk, nooit een wonder van coördinatie geweest op de fiets. Ze is sinds ze vanaf september jongstleden de brugklas bezoekt al een paar keer gevallen met de fiets.
Is deels te wijten aan de verhouding van haar eigen gewicht ten opzichte van het gewicht van haar rugzak. Was iets van 2:1. Daarmee hebben we afgerekend in de vorm van fietstassen.
Ook geen onverdeeld succes, want ze scheuren regelmatig uit waardoor ze al aan haar derde stel toe is. De mijne. Degelijke canvas exemplaren.
Met als gevolg dat ik gedwongen word boodschappen te doen met een boer zoekt vrouwachtige krat met koeien erop aan mijn stuur. Best jammer.
Helaas verhindert het dochter niet om op gezette tijden een eenzijdig ongeval te veroorzaken. Op de boodschappenkrat na voel ik me wel gezegend. De verwondingen zijn nog steeds van lichte aard.

“GBS de Bron, met Nicolet.” “Ja, u moest ik net hebben, u vertelde op twitter dat uw dochter van de fiets was gevallen? Ik wil u daar graag over interviewen.”
Ben aan het toetsen. Dat doe ik nu een paar dagen achter elkaar, maar de kans dat ik op school te vinden ben en dan ook nog eens de telefoon oppak is bijzonder klein. En toch word ik daar gebeld door een journaliste van het AD. Dat er een tweet van me wordt gelezen is, in tegenstelling tot wat de fotograaf opmerkt: “hebben ze die helemaal in Rotterdam gelezen?”, niet gek, ik heb geen slotje. Maar dat ik zelfs te traceren ben op een plek waar ik heel erg onregelmatig werk…ik ben er nog een beetje stil van.

woensdag 18 januari 2012

Te laat.

Ik heb een gruwelijke hekel aan te laat komen. Ik vind het onbeleefd. Het overkomt me ook niet vaak. Tenzij de omstandigheden me dwingen. En die omstandigheden heb ik tegenwoordig ruim in huis. We noemen ze ook wel pubers. Waren ze als kleine meisjes al niet snel te noemen, tegenwoordig zijn ze helemaal niet meer vooruit te branden.


Hijgend komt ze uit school gefietst. “Ben ik op tijd?” Ja. Dit keer wel. Waarschijnlijk staat haar de vorige keer dat we een wat nauw aansluitende afspraak hadden nog helder voor de geest. 


Ik had haar bezworen heel snel uit school naar huis te fietsen. Haar in de pauze, want tegenwoordig zijn telefoons in de aula toegestaan, nog een sms’je gestuurd. Ja, ze kwam op tijd. IJsberend voor mijn auto, het huis al afgesloten, zie ik tot mijn stomme verbazing als eerste dochter 1 de straat binnenkomen. Mooi is dat. Is er een kind thuis, is het de verkeerde. 
“Waar is je zus?” “Oh, die stond bij het hek van school te wachten op haar vriendinnen”.
Ik ontplof zowat. Sms driftig eerst dochter 2 en vervolgens de arts waarmee we een afspraak hebben. De arts reageert meteen en kalmerend: geeft niks, doe rustig aan, ik verschuif wel wat. En niet te boos zijn hè…
Waarschijnlijk is er tussen de regels door wat stoom ontsnapt.
Dochter 2 reageert niet. Na nog eens vijf tergend langzaam voorbijgaande minuten komt ze alsof ze van de prins geen kwaad weet de hoek omzeilen. Bij het zien van haar laconieke gezicht knapt er helemaal iets van binnen. Ze krijgt de volle laag. Ik zie haar letterlijk een tint lichter worden van schrik. Haar verbaal nog net niet helemaal afmakend duw ik haar in de auto en scheur weg. 
Ze zit naast me op de passagiersstoel en ik zie de tranen stil over haar wangen lopen.


Ik sputter nog wat door en val dan langzaam stil. Zie het huilende, wit weggetrokken gezicht van mijn dochter. Realiseer me dat ik te ver ben gegaan. Vraag me af waarom ik zo reageer. Ben ik toch besmet met het wat-zullen-de-mensen-wel-zeggen-virus dat al generaties in mijn familie rondwaart? Ben ik bang dat de arts boos op mij wordt en probeer ik dat op deze manier te bezweren? Ben ik eigenlijk nog steeds de driftkikker die ik al was toen ik heel klein was? Heb ik niks geleerd van al die puberbreinboeken die in huis rondslingeren? 
Ik leg mijn hand op haar knie. “Sorry meis. Ik mag denk ik wel boos zijn maar niet zo boos. Het spijt me.” “Ik was het echt vergeten mam.” Daar ben ik inmiddels ook wel van overtuigd. Ik voel me de rest van de dag een beetje misselijk. Wat kan je het toch verschrikkelijk fout doen als ouder. Dochter lijkt er nog makkelijker overheen te komen dan ik. Op de terugweg is ze weer helemaal de oude klets. 


Vandaag is ze op tijd. Ik maak haar een compliment. Alleen de arts is 50 minuten te laat. Maar daar hebben we natuurlijk alle begrip voor. 

maandag 16 januari 2012

Hamsteren!

"Heeft de poelier het konijn alvast in stukken gesneden?” vraag ik aan mijn schoonmoeder als ze haar spullen neerzet voor het te bereiden kerstdiner voor 15 personen. “Welk konijn?" vraagt ze…


Hamsterweken. Die in januari vind ik altijd het ergste. Ik heb me vanaf november al een slag in de rondte gehamsterd. 
Eerst chocoladeletters, want anders is er geen C meer. Kruidnoten lijken ook tegen vijf december niet meer in de winkel te liggen. Maar het spul thuis wil het wel graag eten. Dus als een dolle inslaan voor het op is. 


Dan de kerstdagen. Bij ons is er altijd een gezamenlijk familiediner op één van de kerstdagen. De gerechten worden dan ook over de verschillende huishoudens verdeeld. En altijd is het eerste wat er gezegd wordt bij binnenkomst: “ik had eigenlijk dit of dat nodig, maar het was op. Heb jij nog puntjepuntjepuntje?” Niet alles is te hamsteren. Verse groenten bijvoorbeeld. Maar je kunt natuurlijk ook gewoon dingen vergeten. Te kopen of mee te nemen. Waardoor ik, omdat het festijn bij ons thuis plaatsvindt dus alleen nog maar méér hamster voor de kerstdagen. Familielid x zal toch dit of dat nodig hebben. Beter mee dan om verlegen. 


Ben wel blij dat we in de afgelopen jaren de communicatie over het bewuste diner hebben kunnen verbeteren, Dat scheelt al iets. Twee voorgerechten met Sint-Jakobsschelpen terwijl een zwager niet eens vis lust, is best wat veel van het goede. Wel erg blij toen met mijn gehamsterde je-weet-nooit-waar-het-goed-voor-is diepgevroren asperges, waar snel een soepje van kon worden gefabriekt. 
En dan het konijn-verhaal. De printer was kapot, dus schoonmoeder had het behulpzaam door mij toegemailde boodschappenbriefje maar even overgeschreven op een papiertje. Kennelijk had ik beter een regeltje tussen boodschap tien en elf kunnen toevoegen: scroll nu naar beneden…
Het leverde een gemiste kerkdienst en heerlijke biefstuk -uit mijn diepvries- in portsaus op. Dat dan weer wel.


In januari hamster ik dus liever niet. We hebben eerst een vriezer leeg te eten. Al die dingen die de familieleden helemaal niet nodig hadden liggen er namelijk nog in. Maar ik heb sinds november nog een heel ander hamsterprobleem. Staat bovenop de vriezer.


Knuizeltje heet dit exemplaar. En ik heb hem sinds november niet meer gezien. Dacht eerst dat ie gewoon dood was. Dat doen hamsters nogal frequent, doodgaan. Bij ons tenminste. Maar meestal zie je hem dan open en bloot liggen. Nu zie ik niks. “Nee”, zegt een logerend vriendinnetje van oudste, “die is gewoon in winterslaap, hij staat nogal koud.” Dat laatste klopt. Hij is naar de bijkeuken verbannen omdat hij zoveel herrie maakt dat we alleen nog maar ondertitelde tv-programma’s kunnen volgen. “Dan mag je hem niet storen hoor” voegt ze er nog even aan toe. 
Sindsdien verkeer ik in een dilemma. In het zaagsel gaan peuren? Ik ruik niks geks. Het schijnt niet makkelijk te zijn om het verschil te zien tussen dood en winterslaap. Dan gooi ik misschien een nog levende hamster in de kliko. Begraven is niet meer zo ons ding sinds we bij de laatste begrafenis van een huisdier een andere opgroeven.


Licht schuldgevoel als ik bij de vriezer kom. En daar kom ik dus vaak. Mijn moeder denkt dat ie gewoon ontsnapt is en door ons huis dwaalt. Ik denk dat het nog niet zo'n gekke gedachtengang is.
In januari hamster ik namelijk niet.

vrijdag 13 januari 2012

Verwend.

“Het is net een hotel op wielen” zei de verkoper toen we onze auto kochten. Overdrijf effe, dacht ik nog. Hoop opties erop, dat was wel zo, maar bijzonder leek het me in eerste instantie niet. Sterker nog, mijn eerste schreden, of liever kilometers in de auto vond ik doodeng. Hij deed van alles waar ik niks over te zeggen had. Was een benauwd uurtje, want verstandig als wij zijn, hadden we de auto een kleine honderd kilometer van huis gekocht. En ik mocht hem uiteraard in mijn eentje ophalen. Ook extreem handig bij een garantiegevalletje, zoals ik enkele weken later ontdekte. Ben je weer een dag kwijt.


Echtgenoot heeft een andere baan, en daar is met het OV niet te komen. Wèl, natuurlijk, maar niet op efficiënte wijze. Het kost teveel tijd. Omdat ons dorp zo’n beetje midden in de rimboe ligt, kan ik ook niet zonder auto. Dus de beslissing is gevallen: er moet er eentje bij. Een kleintje dan maar. Echtgenoot neemt er een vrije dag voor. We kijken. Verwarrende toestand. Het lijken wel dinky toys, die autootjes. Ze zijn verdacht armoedig uitgerust. Als ik een aardig exemplaar zie, zegt mijn echtgenoot subtiel: “weet je wel dat je die met een sleutel moet openmaken?” Ik kijk hem stomverbaasd aan. Bestaan die nog, auto's die je met een sleutel moet openmaken? Zelfs al zijn ze niet helemaal nieuw, ik dacht dat inmiddels alles wel centrale vergrendeling had. We kijken voor het vergelijk nog eens even naar zo’n nieuw speelgoeddingetje. Wàt? Geen airco. Ja, met nog eens duizend euro erop. Dat wordt hem dus ook niet. 


Bij een garage in ons dorp krijgen we een tip. Een dorp verder staat bij een concullega het type auto te koop waar ik eigenlijk een beetje op aas. Hij belt meteen even of hij hem nog heeft. “Kom maar langs.” En dat is hem dus. Elektrisch bedienbare ramen, airco, verschuifbare achterbank, leren stoelen, van eerste eigenaar, “altijd binnen gestaan” jaja, en heel belangrijk, centrale deurvergrendeling. Goede kleur ook nog. Wat wil een mens nog meer. De koop wordt gesloten.


En dan de praktijk. Ik mag vandaag twee kinderen naar school brengen. Een naar de middelbare en een naar de basisschool. We lopen naar de auto. Dochter en ik rukken allebei aan een portier. Er gebeurt niks. Oh nee, ik moet op een knopje op de sleutel duwen. Bij de grote auto hoeven we er alleen maar naar toe te lopen. Die voelt al dat we eraan komen en springt dan spontaan open. 
Dan instappen. Ik zit al, terwijl zoon en dochter me wat verdwaasd aankijken. Er weer uit. Het is een tweedeurs. 
Starten met een sleutel in plaats van met een druk op de knop.
Ik rijd weg. Althans, dat wil ik. Maar er komt geen beweging in. Tuurlijk, handrem eraf. 
Lichten aandoen, zie ik als ik niets zie. Ook weer zelf uitdoen, merk ik als ik uitstap en een doordringend klingeltje hoor. 
En als ik weer naar binnenduik om de lichten uit te schakelen en de auto ineens een stukje gratis rijdt realiseer ik me dat ik de handrem nog niet heb aangetrokken.


Ik ben ongelofelijk verwend met dat hotel op wielen. Zo erg dat ik een auto met een heel behoorlijk uitrustingsniveau behoorlijk behelpen vind. En dan te bedenken dat ik jaren in een eend heb gereden.
Ik moet morgen even terug naar de garage. Moet dubbelklutsen om het geval aan de praat te houden. Lijkt me niet de bedoeling. En als ik daar toch ben, kan ik best nog eens even rondkijken. Alleen maar kijken hoor. 

donderdag 12 januari 2012

Analyse Van Individualiseringsnormen

Aarzelend komt ze binnen. “Kom maar” zeg ik. “Hier naast me op de bank zitten, we gaan even lezen” Ze schuift stil op de bank waar ik haast niet meer op kan zitten. Hij is hard. Maar alle kamertjes met ergonomisch verantwoorde stoelen zijn bezet. Vandaag toets ik in een leeg, koud lokaal. Ze is dyslectisch. Voor haar is een AVI toets nog veel spannender dan voor een ander kind. Want stiekem vinden ze het allemaal een beetje spannend. Dat is al te zien aan de manier waarop ze binnenkomen. 
Hij komt heel anders binnen. Wat zeg ik? Hij komt helemaal niet binnen. Ik moet hem ophalen. Ik vind hem in de hal achter een computer. Roep z’n naam. ”Wil je alsjeblieft even mee komen voor de AVI?” “Nee,” zegt hij vrolijk. Ik geef hem een knipoog. “Het was eigenlijk geen vraag, ik wilde alleen maar even beleefd doen. Kom maar mee.” 


In wezen is het oersaai werk. Niveau opzoeken, juiste leeskaart neerleggen, scoreformulier uit het te strakke mapje frummelen, stopwatch op nul. Kind laten lezen, stopwatch aan, stopwatch uit. Score bepalen. En is de norm gehaald pakken we de volgende kaart. Waarop het proces zich herhaalt. En kinderen die even 3 niveaus vooruit gaan zijn geen uitzondering. Het zou me niet verbazen als iemand me vertelde dat  ik de teksten in mijn slaap hardop reciteer. 


Helpen mag niet. Het kind moet het zelf doen. Om de toetsmiep daar nog even op te focussen, vermeldt de handleiding op braaklustverwekkende manier het volgende: “Zet u over uw natuurlijke neiging tot uitleggen en helpen heen, het kind is hier in dit geval niet bij gebaat.” Misschien ga ik iets teveel uit van het gezonde verstand van de gemiddelde leerkracht, maar op dit soort adviezen zit ik in elk geval niet te wachten. Snel dichtslaan die handleiding.


Eerst maar een praatje maken. Hoe het met de hond gaat. Of ze nog bij de dyslexiejuf komt. Of ze het spannend vindt. En vertellen dat het helemaal niet erg is als het deze keer niet lukt. We doen het tegen de zomervakantie toch nog een keer. Gewoon proberen. Ze leest. Het gaat moeizaam in het begin. Ik voel dat ik mijn tenen krom terwijl ik angstvallig de stopwatch in de gaten houd, zo graag wil ik dat ze het haalt. En mijn bewondering groeit. Dit kan niet makkelijk zijn als je dyslectisch bent. Een, twee, drie niveaus verder. Hartstikke knap. Ze lacht. En ik lach met haar mee.


In het lokaal aangekomen buigt hij zich geïnteresseerd mee over de lijst waarop zijn niveau staat vermeld. “Zit ik al M7?” “Ja.” “Dat is eigenlijk best goed van mij, want ik zit pas in groep zes.” “Ik vind je een kanjer.” Hij leest ook moeizaam. Niet omdat hij niet kan lezen, maar omdat hij begrijpt wat hij leest. Hij kan niet alleen maar technisch lezen. 
Ik onderdruk mijn natuurlijke neiging tot uitleggen. 
Hij kijkt mee naar de normering. “Poe,” zucht hij, “ik had maar drie seconden over.” “Dat komt omdat je de hele zin over doet als je een fout maakt. En je mag best een fout maken hoor, kijk, je mocht er zelfs acht!” Dat overkomt hem niet nog een keer. Ervan overtuigd dat hij het zich wel kan permitteren, slaat hij de woorden die hij niet kent gewoon over, terwijl hij zich naar het hoogste niveau leest. De slimmerd. “Hoef ik nu nooit meer een AVI-toets te doen?” “Nooit meer.” Hij lacht. En ik lach met hem mee.

zondag 8 januari 2012

Waterbuis.

Ik bevind me op het toilet. Schrik niet, ik zal verder niet in details treden. Ik vind daar een bedrukt, leeg wc-rolletje. Aqua tube staat erop. En dan in een aantal talen de mededeling dat je dit met een gerust hart door het toilet kan spoelen. 
Ik vraag me af wie dit soort dingen koopt. Ja, ik dus, zuiver per ongeluk, maar dan moet het een aanbieding zijn geweest. En veel rollen, want daar ga ik voor bij dit soort aankopen. Ik heb het hele aquatube-gebeuren kennelijk over het hoofd gezien. 


Mijn gedachten schieten acuut naar Zuid Amerika. Op het gevaar af dat dit een wat plastisch verhaal wordt: vanwege een wankel functionerend rioolsysteem mag je daar helemaal niks door het toilet spoelen. 
Nou ja, wat er vanzelf in terechtkomt natuurlijk wel, waar zou je anders nog een wc voor nodig hebben, maar daar blijft het dan ook bij. Vooral geen papier. Ten behoeve daarvan staat er dan wel een prullenbakje opgesteld. Uiteraard bij voorkeur zonder deksel. Ik wil best nog wat aan de verbeelding overlaten, maar geloof me. Je hebt liever wel een deksel in dit geval. Bijkomend verontrustend verschijnsel is dat je weken na thuiskomst nog steeds papier naar achteren of naar opzij gooit, al naar gelang waar het prullenbakje zich ophoudt. Zoiets wordt dus na een haperende start -oh help.. zo dadelijk zijn we de risee van het hotel- al snel routine. 


En dan zitten we hier in ons landje met water-afbreekbare toiletrollen. Ik pieker me suf. Waarom zou je een lege toiletrol in de wc willen gooien? Het enige wat ik kan bedenken is mogelijke overbelasting van het prullenbakje in het toilet. En dat lijkt me alleen in grote dameshuishoudens en dan alleen nog op bepaalde piekmomenten een probleem. 
Een antwoord op een vraag die door niemand gesteld is. Laten ze iets uitvinden wat wel zin heeft. Lucht-oplosbare kauwgom bijvoorbeeld. Dáár zou je de maatschappij een dienst mee bewijzen.


Ik heb het niet gedaan. Het rolletje in het toilet gegooid. Ik vertrouw het voor geen meter. Met onze Zuid Amerikaanse ervaringen nog in het achterhoofd, zelfs zonder papierdoorspoelerij ging het daar regelmatig mis, zie ik in gedachten al ergens tussen ons huis en de straat een enorme opstopping ontstaan ondergronds. Ben je mooi klaar mee. 


De tekst op het rolletje spreekt aanmoedigend: “Je kan mij in het toilet werpen, 100% gegarandeerd”  Ja. Kan de lego van mijn zoon ook in het toilet werpen. Ook 100% gegarandeerd. Doe ik tenslotte ook niet. Zeg niet dat ik het soms niet zou willen. 
Maar stel dat iemand in dit huishouden de tekst iets te letterlijk neemt, we zitten hier onderhand op bijna 100% gegarandeerd leesdekking, dat wordt een gevaarlijke toestand. Mijn besluit is genomen. Ik wil geen buizen in mijn buizen. Er komt hier geen aqua tube meer binnen.

vrijdag 6 januari 2012

Buitenspel

Met alleen vrouwen en kinderen naar AJAX-AZ. Lijkt me eigenlijk wel wat. Ik kijk best graag voetbal op tv. Een wedstrijd een keer in het echt meemaken moet toch een hele ervaring zijn.
Doe dat dan een keer, hoor ik nu mensen denken. Wie houdt je tegen?


Ik houd waarschijnlijk vooral mezelf tegen. Enge hooligans enzo. Lijkt me niks om daar dochterlief tussenuit te moeten redden. Die wil dan mee. Dat weet ik nu al. Want die is tot nu toe de enige hier thuis die mijn voorliefde voor voetbal deelt.


Misschien wel omdat we op de terugreis uit Colombia, waar we haar adopteerden, in het vliegtuig naar Parijs werden vergezeld door een compleet gezelschap Colombiaanse voetbalfiguren èn pers die naar de loting voor het WK 1998 gingen.
Nee, onzin. Een baby van zes maanden merkt daar niks van. Ik vond het zèlf indrukwekkend. Ze deden in elk geval wel heel belangrijk. Of zij andersom erg onder de indruk waren van onze krijsende –want doorkomende tand- dochter is nog steeds zeer de vraag. Mocht het iemand destijds zijn opgevallen dat de Colombiaanse afvaardiging er nogal afgepeigerd uitzag, dan is de oorzaak daarvan nu duidelijk.


Ik ben zelf in mijn studententijd opgeleid. Het WK 1990 herinner ik me nog goed. Ik beschikte namelijk over een werkende TV in die tijd. Zodat er, als ik me net over een studieboek wilde buigen, altijd wel iemand binnen kwam lopen en zonder het te vragen de televisie aanzette. Een huisgenoot, of een straatgenoot. Zonder uitzondering van het mannelijke geslacht overigens. Ze brachten gelukkig meestal wel hun eigen bier mee. Keer op keer is mij –en dat kan ze niet meegevallen zijn, maar alles heeft zijn prijs- de buitenspelregel uitgelegd.


Op mijn beurt heb ik oudste dochter weer heel wat uit te leggen, want zij lijkt, net zo min als haar moeder vroeger, niet gehinderd te worden door enige kennis van zaken. Wat dat mannetje met dat vlaggetje daar doet. En waarom er zomaar ineens een jogger langsloopt. Of er ook vrouwen meedoen. (Nee, dat is zijn achternaam.) En of ik die gele schoenen ook zo lelijk vind. En natuurlijk de buitenspelregel. Waarvan ik overigens denk dat ze die na de laatste Champions League wedstrijd die we zagen wel begrepen moet hebben.


Ik zie het ineens voor me. Een heel stadion vol vrouwen met soortgelijk commentaar en vragen als mijn dochter. Laat maar. Ik houd het wel bij TV. En ik wacht tot zoonlief oud genoeg is. Die het als echte man allemaal vanzelf wel zal begrijpen.