donderdag 12 januari 2012

Analyse Van Individualiseringsnormen

Aarzelend komt ze binnen. “Kom maar” zeg ik. “Hier naast me op de bank zitten, we gaan even lezen” Ze schuift stil op de bank waar ik haast niet meer op kan zitten. Hij is hard. Maar alle kamertjes met ergonomisch verantwoorde stoelen zijn bezet. Vandaag toets ik in een leeg, koud lokaal. Ze is dyslectisch. Voor haar is een AVI toets nog veel spannender dan voor een ander kind. Want stiekem vinden ze het allemaal een beetje spannend. Dat is al te zien aan de manier waarop ze binnenkomen. 
Hij komt heel anders binnen. Wat zeg ik? Hij komt helemaal niet binnen. Ik moet hem ophalen. Ik vind hem in de hal achter een computer. Roep z’n naam. ”Wil je alsjeblieft even mee komen voor de AVI?” “Nee,” zegt hij vrolijk. Ik geef hem een knipoog. “Het was eigenlijk geen vraag, ik wilde alleen maar even beleefd doen. Kom maar mee.” 


In wezen is het oersaai werk. Niveau opzoeken, juiste leeskaart neerleggen, scoreformulier uit het te strakke mapje frummelen, stopwatch op nul. Kind laten lezen, stopwatch aan, stopwatch uit. Score bepalen. En is de norm gehaald pakken we de volgende kaart. Waarop het proces zich herhaalt. En kinderen die even 3 niveaus vooruit gaan zijn geen uitzondering. Het zou me niet verbazen als iemand me vertelde dat  ik de teksten in mijn slaap hardop reciteer. 


Helpen mag niet. Het kind moet het zelf doen. Om de toetsmiep daar nog even op te focussen, vermeldt de handleiding op braaklustverwekkende manier het volgende: “Zet u over uw natuurlijke neiging tot uitleggen en helpen heen, het kind is hier in dit geval niet bij gebaat.” Misschien ga ik iets teveel uit van het gezonde verstand van de gemiddelde leerkracht, maar op dit soort adviezen zit ik in elk geval niet te wachten. Snel dichtslaan die handleiding.


Eerst maar een praatje maken. Hoe het met de hond gaat. Of ze nog bij de dyslexiejuf komt. Of ze het spannend vindt. En vertellen dat het helemaal niet erg is als het deze keer niet lukt. We doen het tegen de zomervakantie toch nog een keer. Gewoon proberen. Ze leest. Het gaat moeizaam in het begin. Ik voel dat ik mijn tenen krom terwijl ik angstvallig de stopwatch in de gaten houd, zo graag wil ik dat ze het haalt. En mijn bewondering groeit. Dit kan niet makkelijk zijn als je dyslectisch bent. Een, twee, drie niveaus verder. Hartstikke knap. Ze lacht. En ik lach met haar mee.


In het lokaal aangekomen buigt hij zich geïnteresseerd mee over de lijst waarop zijn niveau staat vermeld. “Zit ik al M7?” “Ja.” “Dat is eigenlijk best goed van mij, want ik zit pas in groep zes.” “Ik vind je een kanjer.” Hij leest ook moeizaam. Niet omdat hij niet kan lezen, maar omdat hij begrijpt wat hij leest. Hij kan niet alleen maar technisch lezen. 
Ik onderdruk mijn natuurlijke neiging tot uitleggen. 
Hij kijkt mee naar de normering. “Poe,” zucht hij, “ik had maar drie seconden over.” “Dat komt omdat je de hele zin over doet als je een fout maakt. En je mag best een fout maken hoor, kijk, je mocht er zelfs acht!” Dat overkomt hem niet nog een keer. Ervan overtuigd dat hij het zich wel kan permitteren, slaat hij de woorden die hij niet kent gewoon over, terwijl hij zich naar het hoogste niveau leest. De slimmerd. “Hoef ik nu nooit meer een AVI-toets te doen?” “Nooit meer.” Hij lacht. En ik lach met hem mee.

1 opmerking: