zaterdag 31 maart 2012

Van die dagen.

Je hebt van die dagen.
Zaterdagochtend, half acht. Ik word wakker, zak naar beneden, pak de krant, zet koffie, bak een eitje. Dit is weekend. Wat een rust. Precies zoals het hoort te zijn.


Misschien was het een voorteken vannacht. Zoon ging naar de wc maar vergat z’n broek omlaag te trekken. 
Als ik de krant een beetje gescand heb bekijk ik per ongeluk de agenda op mijn telefoon. En tot mijn schrik zie ik dat ie tot zondagavond vol staat. En er moet vooral heel veel gegeten worden, vrienden zaterdagavond, wijklunch zondagmiddag en m’n schoonouders weer voor het avondeten zondag. We gaan ook nog twee keer naar de kerk en de hond van Tante moet uitgelaten worden.


Op zich geen probleem. Ik eet best graag. Maar het moet wel allemaal klaargemaakt natuurlijk. En het huis ziet eruit alsof er een bom is ontploft.


Onze vrienden zijn veel netter dan wij. Zij hebben geen kinderen. Dat scheelt ongeveer vijfennegentig procent. Tenminste, dat houd ik mezelf altijd maar voor als ik de lichte ontzetting die bij binnenkomst in hun ogen weerspiegeld wordt, gedurende de avond zie omslaan naar een vorm van zware paniek. 


We zien ze met grote onregelmaat. Ineens praat dat zoete baby’tje terug. Ineens is het schoolkind dat even eerder nog gezapig in een hoekje zat te kleuren een puber die zich in het gesprek mengt. 
Het zal ook niet zozeer de puinhoop zijn, zo erg is het hier nu ook weer niet, maar meer de drukte die je in een gezin met uiteenlopende leeftijden aantreft.
Ik ga er in elk geval voor zorgen dat ze niet ook nog eens over de Lego struikelen. En ik draai het kussen van de bank dat zoon versierd heeft met stift wel even om.


Terwijl ik me aankleed, gooit zoon de glazen bedlamp kapot met zijn knuffeltijger. Alles onder het glas. Ik haal het beddengoed af, zuig en stop de boel in de was. Gooi het ontmantelde dekbed over de droogmolen in de tuin. Meteen even luchten.
Manlief gaat boodschappen doen en koken. Dat is mooi. Ik heb het gevoel dat dit wel eens een dag met hindernissen kan gaan worden. 
Als ik de glasresten weggooi loop ik een buurvrouw tegen het lijf. Even koffie. Als ze weg is, komt Tante de sleutel brengen zodat we de hond vanavond kunnen uitlaten. Nog een bak koffie. Vriendin komt haar dochter brengen die bij zoon komt spelen. Koffie. 
Ik sta stijf van de cafeïne en ik heb nog niks gedaan.

Eerst de was maar buiten hangen. “Ik zou het niet doen,” zegt oudste die net binnenkomt. Vraag me niet waar vandaan. “Het gaat vast regenen.” Spul in de droger dan maar.
Ondertussen druppelen er steeds meer kinderen het huis binnen. 
Ik maak tosti’s. Er blijken zich ineens vegetariërs in huis te bevinden, dus ik moet er nog bij nadenken ook. Pas echt erg is het als ik bij het uitdelen de sausvoorkeuren ben vergeten. Curry. Ketchup. En behalve vegetariërs dus ook nog gewone wansmaak: Amerikaanse frietsaus.


Het wordt tijd om nu echt wat te gaan doen. Ik begin bij het toilet.
“Maar goed dat je de was niet hebt buiten gehangen,” zegt oudste als ze weggaat om in het huis van Tante te gaan leren, het is haar hier te druk, “het giet.” En terwijl ik haar dankbaar toeknik realiseer ik me dat het dekbed nog buiten hangt.


Je hebt van die dagen. Je doet zo je best en ondertussen lijkt er niks uit je handen te komen. Wat doet een verstandig mens dan? Tuurlijk, die gaat op haar gemakje zitten bloggen. Want ik weet ook wel, dat als ik het  maar echt op het laatste moment laat aankomen, er ineens een heleboel kan in een paar minuten. En die beginnen….nu!

woensdag 28 maart 2012

Aandachtsprobleempje

De school van onze oudste kinderen heeft discipline nogal hoog in het vaandel staan. Dat kan eigenlijk ook niet anders met ruim 2500 leerlingen.  Nu zijn onze kinderen (nog) niet van die monsters, tenminste, op school, maar duidelijk is veilig. En daar hebben onze kinderen behoefte aan. Ik denk eigenlijk alle kinderen wel. Onze ervaring is ook dat er heel veel warme aandacht is voor de individuele kinderen. Dat maakt dat het geen kille bedoening is.


De discipline begint al in de fietsenstalling: speciale rekken voor die enorme kratten-voorop-fietsen, fiets moet in het rek en op slot. Staat ie niet in het slot, dan wordt ie op slot gezet en kan je je sleutel ophalen bij de conciërge. Na een paar overtredingen volgt straf. En ga zo maar door.

Mag de school dan duidelijk zijn voor de kinderen,wij komen nog wel eens voor een verrassing te staan.
“Wat komt u hier doen?” vraagt de buitenconciërge enigszins verbouwereerd aan mijn echtgenoot als die zich na een sms’je van middelste naar school spoedt. Haar ketting is gebroken. Thuiswerken blijkt weer eens een rekbaar begrip, en omdat we haar vanmiddag geen van beiden kunnen ophalen is actie nu gewenst.

“Daar ben ik voor hoor,” meldt de man met de titel die nieuw voor ons is, maar hout lijkt te snijden, want hij loopt meteen naar de plek waar hij kennelijk voor aangenomen is met echtgenoot in zijn kielzog. “Waar komen jullie vandaan?” Echtgenoot noemt onze woonplaats en de man loopt trefzeker naar een bepaalde hoek van de fietsenstalling en vraagt welke fiets het is. Echtgenoot wijst hem aan en krijgt een adequate beschrijving van het kind dat bij deze fiets hoort. Met naam. Inderdaad. Kan niet missen. Ze hebben het over hetzelfde kind.
“Maar dan hebben jullie er ook nog een in vwo3 zitten,” gaat de buitenconcierge verder.
Terwijl echtgenoot zijn over het plein stuiterende oogbollen bij elkaar probeert te graaien, want hoe de beste man weet dat een blanke neger en een indiaan bij elkaar horen is hem een raadsel, krijgt hij ook nog het signalement van de fiets van oudste.

Middelste komt thuis met een schokkend netjes gerepareerde fiets. 
Oudste met een schokkend verhaal.
Een buurtgenootje dat ooit een half jaar bij haar in de klas heeft gezeten is geschorst.  “Voor hoeveel dagen?” vraag ik, maar dat blijkt al een gepasseerd station. Ze is volledig verwijderd. 
Het verbaast me niet eens echt. Denk terug aan de tijd dat zij en oudste nog kleuters waren en de keren dat ik op het punt stond haar volledig te verwijderen uit mijn huis. Zelden een kind gezien dat zo de grenzen opzocht. 


Het lijkt oudste wel wat. Geschorst worden. Lekker een paar dagen vrij. Ik denk dat het geen haalbare kaart voor haar is. Ze kletst zich tot nu toe zelfs uit elk telaat-bonnetje. Je moet het toch heel wat bonter maken om geschorst te worden. Oudste vertelt dat het bewuste meisje met een stopwatch voor de docenten bleef staan om te timen hoelang het duurde voor ze eruit gestuurd werd. 
De docent in mij voelt haar tenen krommen. De moeder in mij denkt dat een kind nooit erg gelukkig kan zijn als het meent zulk gedrag te moeten vertonen. 


Sta je dan met je discipline, veiligheid, noem maar op. Kennelijk is dat voor sommige kinderen niet genoeg. Of zou het teveel zijn? Heeft de opvoedstijl van de ouders ermee te maken? Onze kinderen zijn behoorlijk braaf. Zouden ze ook ineens kunnen omslaan in soortgelijk gedrag? Zeg nooit dat jouw kind iets niet doet…
Oudste vangt mijn –naar ik aanneem- wat tobberige blik. “Ach joh,” zegt ze met haar laconieke pubergeest, “gewoon een aandachtsprobleempje.”

dinsdag 13 maart 2012

Zip your lip

“Oh nee hè, ik denk dat ik mijn kluissleutel ben vergeten,” zegt ze als we net halverwege zijn.
“Ik ook.” echoot er een vanaf de achterbank waar ik voor de gelegenheid drie kinderen op twee zitplaatsen heb gepropt.
Als ik nu omkeer, komen ze echt te laat. Hoe het mogelijk is dat we nu toch weer op het nippertje richting school rijden is me een compleet raadsel.

Ze zijn op tijd thuis, hebben een complete chaos veroorzaakt bij het inpakken van de spullen voor 1 nacht verblijf op school, maar twee uur voor vertrek staat alles klaar.

We gaan vroeg aan tafel, waarop hun favoriete gerechten staan. Dat mag, vind ik, als je 24 uur niet gaat eten. Wel jammer dat ze allebei iets anders hebben gekozen. Beter over genereuze voorstellen nadenken de volgende keer, want nu sta ik me het schompes te koken terwijl ik aan alle kanten bestookt word met vragen over luchtbedden, slaapzakken, toiletartikelen en tussendoor verzoeken om koekjes van zoon en consorten, die hebben besloten om toch maar binnen te spelen ter verhoging van de feestvreugde.

Dochter twee is een beetje zenuwachtig. Wel logisch, want het is voor haar de eerste keer. Herinner me de eerste keer van oudste. Ze was zo nerveus dat ze geen hap door haar keel kreeg van tevoren. Wat mij als moeder ook weer acute buikpijn bezorgde, want 24 uur niet eten en dan ook nog daarvoor geen goede maaltijd, zou in combinatie met allerlei workshops en weinig slaap wel eens fataal kunnen uitpakken.

Typisch geval van tweede-syndroom. Buikpijn kan ìk er niet meer van krijgen. Ik weet dat het wel goed komt. Mocht zoon teezettee gaan zip-your-lippen, dan merken we waarschijnlijk zijn vertrek niet eens op. Wat bij voorbaat al reuze oneerlijk is want hij is juist degene die nog van enige betrokkenheid blijk geeft. Hij geeft ze zijn zorgvuldig uitgezochte op-twee-en-drie-na-lievelingsknuffels mee omdat hij bang is dat ze anders de nacht niet doorkomen.

Buurmeisje, vriendin van dochter twee meldt zich als we nog aan tafel zitten. Ze wordt achterna gezeten door een bezorgde vader die zich afvraagt of we niet te laat komen en vraagt of ik een flesje water aan zijn dochter kan meegeven. Oudste thuis. Als geroutineerde vo-ouder lach ik zijn zorgen weg.

Vlak voor vertrek bedenkt mijn oudste dat ze al haar spullen moet voorzien van een naam. Weer een stiefkwartiertje werk. De zorgen van buurman waren toch niet helemaal onterecht. De enige die onderweg wel haar kluissleutel bij zich blijkt te hebben is onze notoire sloddervos. Wat ook wel weer iets logisch heeft. Die is zo slordig dat we in elk hoekje en gaatje van haar bestaan een kluissleutel hebben gestopt.

Bij school aangekomen pakken we de boel uit. “Heeft u mijn slaapzak niet meegenomen?” vraagt dochter 1 verontwaardigd.
Uiteraard helemaal mijn fout. Ik heb toch al besloten dat ik de sleutels even nabreng, dus dat kan er ook nog wel bij.

Om half negen zijg ik enigszins uitgeteld op de bank neer. Dames weg, klaar met heen en weer rijden, zoon op bed, echtgenoot weg. De stilte is hoorbaar na een middag en avond hectiek. Ik realiseer me dat “zip your lip” hier letterlijk stilte betekent. Heerlijk! En dan neem ik het gegeven dat ik straks mijn tanden moet poetsen met kleutertandpasta maar voor lief.

vrijdag 9 maart 2012

Plaag

Gisteravond begon het weer. De muggenstrijd. Eenvoudig is het niet om ongewenste elementen buiten te houden. We hebben één hele zwakke plek in huis voor mogelijke invasies: de voordeur.

Toevallig dacht ik er gisteren tijdens het eten nog aan. Het lijkt toch wel te werken. Het bel-me-niet-register.
Waar is de tijd gebleven dat je net je vork naar je mond bracht tijdens het avondeten en de telefoon ging? Het was meer regel dan uitzondering.
En laten gaan ligt niet in mijn aard. Ik ben veel te goed in rampscenario’s.
Met ouders die wat ouder worden, pleegzonen die nog wel eens om willen vallen op straat, durf ik geen telefoontje voorbij te laten gaan.

En dan natuurlijk toch weer iemand een script horen voorlezen over noem wat, hypotheken, energie, loterijen (hallo, dit is de Veluwe hoor) of stofzuigers. Helaas voor degene die zwetend aan de andere kant probeerde zijn of haar target te halen, heb ik zelf ervaring met het bellen van mensen. Zonder script weliswaar, want dat werd in het callcenter waar ik gewerkt heb niet gebruikt.

Ik herinner me een meneer die na een vrij heftige discussie van ruim een half uur over verbondsautomatisme zei: “En wat ik ook niet begrijp is dat een intelligente meid als jij zo’n stom belbaantje heeft!” Toen ik repliceerde dat dat een vereiste was om mensen zoals hij te woord te kunnen staan was de deal ook meteen gesloten.

Het grote verschil was denk ik, dat ik echt achter het product stond dat ik verkocht. Bij hen is even vragen bij welke hypotheekverstrekker ze zelf zitten is meestal genoeg om ze uit hun evenwicht èn uit hun script te krijgen. Ik kende mijn product van de laatste tot de eerste pagina, want in die volgorde moet ie volgens mij –nog steeds- gelezen worden, en was en ben er oprecht enthousiast over. En hoewel ik niet gezegend (of gestraft?) ben met een uitzonderlijk commercieel talent was het dus echt niet zo moeilijk om mensen te overtuigen. Eigenlijk verkocht het zichzelf. Bovendien belden wij nooit tijdens de vastgestelde Nederlandse eettijden.

Helaas verplaatst het werkterrein van de al eerder genoemde instituten zich de laatste tijd steeds meer van de telefoon naar de voordeur. De voordeur wordt bij ons -want dorp- nauwelijks gebruikt, dus als de bel gaat weet je eigenlijk al dat er stront aan de knikker is, maar ook hier kan ik het vaak niet laten om toch te reageren. Het zal een onschuldige dorpsgenoot zijn met een collecte. Of iemand die de weg kwijt is in onze onnavolgbare buurtinfrastructuur.

Gelijk jehovagetuigen zwermen ze uit over de buurt, niet zelden aangevoerd in een busje. Twitterende buurtgenoten proberen elkaar te waarschuwen, maar zijn vaak al te laat omdat verschillende straten tegelijk worden aangevallen. Bij min twintig hebben ze hun jas openstaan zodat er een smaakvol gestrikte stropdas zichtbaar is, want dat staat zo lekker betrouwbaar, en ze geven je steevast een hand. En ze vertellen me dat mijn energie teveel kost (geen groot wonder bij min twintig en een openstaande voordeur), dat mijn beton rot, dat mijn kliko te smerig is om aan te pakken en asap professioneel gereinigd moet worden en nog meer dingen waar ik me helemaal niet bewust van ben of wil zijn.

Helaas ben ik veel minder slagvaardig als er iemand zo tegenover me staat dan aan de telefoon. Ook omdat ik regelmatig volledig van mijn stuk word gebracht door de baarlijke nonsens die ze te berde brengen. Borrelende leidingen? Terwijl ik me nog sta af te vragen of ik gek ben of dat zij dat zijn, wapperen ze al met een of ander contract.
Maar sinds gisteravond weet ik weer wat me te doen staat. Deze plaag veroorzaakt een andere. Voortaan roep ik gewoon door de brievenbus dat ik ze helaas niet te woord kan staan omdat er anders muggen binnenkomen. Sla ik mooi twee vliegen in een klap.

donderdag 8 maart 2012

Foutje.

Hij is met een niet gehoorzamend gewricht doorverwezen naar de specialist. 
“Mag je nog sporten?” vraag ik, naar aanleiding van het verslag dat ik krijg van het doktersbezoek. 
“Niet gevraagd.”
Mijn ogen rollen zowat uit mijn kassen. Dat zou nou de eerste vraag zijn die ik zou stellen. Nou ja. Misschien niet de eerste. Maar ik zou hem stellen.


Het schijnt dat ik als 2-jarige ben bestraald op mijn rug. Omkijken was daarbij uiteraard ongewenst. Ik vond het doodeng, dat gedoe achter mijn rug om. Misschien komt daar die vreemde drang bij mij vandaan om bij medische zaken altijd het naadje van de kous te willen weten. Ik wil niet thuiskomen met zo’n oh-verrek-vergeten-te-vragen gevoel.
Ik ben me ervan bewust dat ik daarmee ruim trekken van een controlefreak vertoon.
Aan de andere kant, we hebben hier genoeg acute opnames meegemaakt waarbij ik of een kind onder het mes lag voordat er een vraag gesteld kon worden. Dus als het kàn, stel ik die vragen graag. 


Genetisch kan het niet zijn, maar besmettelijk blijkbaar wel, want sinds vandaag ben ik erachter dat we er hier eentje grootbrengen die dezelfde trekjes vertoont. Alhoewel. Zo bont heb ik het nooit gemaakt. Denk ik.


“Schiet maar op” sms ik haar, “we zitten in kamer 2”. Ze heeft samen met haar broer een afspraak bij de tandarts. Hij voor sealen, zij voor een gaatje vullen in haar kies.
Bijna onmiddellijk krijg ik een smsje terug “Ik sta denk ik voor de deur”. 
Even haar broer in de steek latend, die de hele boel gelaten over zich heen laat komen, doe ik een stap opzij en ruk de deur open. Het klopt. Ze komt met haar bijna 15 jaar bibberend binnen.
Helaas voor haar is broer op dat moment klaar en gaat met de assistente op zoek naar een spoelgelegenheid –waar zijn die spoelbakjes-aan-de-stoel eigenlijk gebleven?- zodat ze meteen mag plaatsnemen.


Compleet verkrampt ligt ze op de stoel. Bij elk boortje dat gebruikt wordt vraagt ze beleefd om uitleg.  Even simpel een gaatje vullen is er bij deze dame niet bij. De tandarts beschikt gelukkig over megageduld en geeft een gratis hoorcollege tussendoor. 
“Zo, ik ben klaar met boren. Nu gaan we vullen.”  
Haar ogen worden groot van verbazing. Ze heeft wel iets gevoeld, maar ze had een grotere marteling verwacht. Ik zie haar ontspannen.
De tandarts en assistente durven ondertussen geen vinger meer te bewegen zonder uitgebreid toe te lichten waarom en hoe ze het betreffende lichaamsdeel gebruiken.
Daar ligt ze, als een prinses, met alle egards omringd.
Ineens begrijp ik hoe ze onder al die telaat-bonnetjes op school uitkomt. Op een of andere manier paart ze haar onzekerheid aan een charme die mensen voor haar doet rennen. Dat werkt thuis natuurlijk allang niet meer, maar hier zie ik het gebeuren.
Inwendig grijnzend kijk ik hoe het vulproces voltooid wordt.


“Klaar” zegt de tandarts, en ik meen toch iets van opluchting in zijn stem te bespeuren.
Dochter komt met stoel overeind en zegt met iets verontschuldigends in haar stem: ”Ja, dan had ik toch nog een vraagje. Toen u al klaar was met boren, voelde ik nog wel iets aan mijn kies.” De tandarts staat inmiddels achter haar zijn handen te wassen. “Ja hoor, dat kan, het kan nog wel een dag of twee wat gevoelig blijven.” 
Ze vervolgt: “ja, ik vraag het maar, misschien had u wat geraakt wat niet de bedoeling was.” Ik kreun. Dat zèg je toch niet. Maar ze gaat unverfroren door. “Iedereen kan een foutje maken toch?” Ik zie vanuit mijn ooghoek de tandarts die een lachbui probeert te onderdrukken. Gelukkig. Hij heeft gevoel voor humor. Maar de volgende keer gaat ze maar alleen.