woensdag 20 juni 2012

Deskundige.


Ik moet het toch een keer ter sprake brengen denk ik dan. Waar oudste rond haar derde jaar al een heel verhaal rond haar adoptie kon vertellen, komt het bij zoon eigenlijk nooit ter sprake. Hij weet dat hij in een ander land geboren is. Dat dat Bolivia heet. En dat hij daarom een bruin velletje heeft. Maar het interesseert hem niet. Hij heeft het zelfs gepresteerd zijn hele klas eens voor de gek te houden, toen juf rond 5 december een mooie aanleiding zag om zijn adoptie klassikaal ter sprake te brengen. Want hij hoefde niet geschminkt. Hij was al zwart. Vonden zijn klasgenoten. En hijzelf ook wel.

Zoals het een moderne pedagoog betaamt vroeg juf: “wil jij wel vertellen aan de kinderen waarom jij een bruin velletje hebt?” Leuk moment! Ongedwongen! Daar wachten we tenslotte altijd op. Zodat het zo normaal mogelijk lijkt.

“Ja hoor.” zei zoon. Hij ging erbij staan. Juf bewonderde inwendig zijn dapperheid en pinkte al haast een traantje weg toen zijn ietwat ontnuchterende apotheose kwam: “Dat komt omdat ik altijd zoveel chocolademelk drink!”

Misschien ligt het aan mij. Ik ben niet zo bezig met dat geadopteerd zijn. Het valt mij in elk geval niet op. Het zijn gewoon mijn kinderen. En daar horen wel eens wat dingetjes bij die je bij andere kinderen misschien niet aantreft. Maar goed. Die hebben dan wel weer andere dingetjes die je bij mijn kinderen niet aantreft. 

Een paar keer per jaar trekken ze een blik aspirant-adoptieouders voor me open, waar ik dan bijna twee uur tegenaan mag leuteren als ervaringsdeskundige. Dat woord hebben ze vast uitgevonden om vrijwilligers te paaien. Zo’n mooie P&W-achtige klank. Deskundige. Nounou.
Natuurlijk ben ik alleen maar deskundig op het gebied van mijn eigen gezin. En dan nog valt daar wel wat op af te dingen.
Het is best leuk om te doen. Er wordt altijd aandachtig geluisterd. Voor sommige aanwezigen is het de eerste keer dat ze een adoptieouder in het wild zien.Vinden ze best spannend, tot ze doorkrijgen dat ik ook maar een heel gewoon mens ben.
Twee uur lang stort ik alle bekende adoptietermen voorzien van geestige anekdotes en minder geestige kanttekeningen over die arme mensen uit. Dan ben ik er weer even intensief mee bezig. En na afloop ben ik blij dat ik niet dagelijks over al die toestanden hoef na te denken.  

Zoals een wildvreemde me ooit in de supermarkt vertelde: “U boft wel mevrouw, want je weet maar nooit wat je in huis haalt.” Hoe hij dat zo snel zag weet ik niet,en het is natuurlijk apert geleuter, maar ik bof inderdaad. Niet omdat ik drie voorbeeldige kinderen heb. Niet omdat ik tot nu toe niet tegen almachtig grote problemen met ze ben opgelopen en ook niet omdat ik elke opvoedmiskleun op hun adoptie kan schuiven, alhoewel dat soms een prachtig excuus is.
Ik bof gewoon omdat deze drie mooie pareltjes bij ons mogen opgroeien. En ik denk dat een heleboel ouders vinden dat ze op dezelfde manier boffen. Of hun kinderen nou geadopteerd zijn of niet. Want volgens mij houden biologische ouders net zoveel van hun kinderen.

Maar, en dat houdt ik de luisterende aanstaande ouders ook altijd voor, ik heb gewoon hetzelfde zitje achterop mijn fiets. 
Blijf alsjeblieft nuchter. Problemen komen niet alleen in adoptiegezinnen voor. Pak ze aan als ze zich voordoen. 

Ik waag nog een poging als ik hem naar bed breng. “Denk jij wel eens aan je buikmevrouw? Aan je madre?” “Nee,” zegt ie. “Nou ja,” probeer ik nog, “sommige kinderen doen dat wel. Die vinden dat moeilijk. Of soms zelfs verdrietig, als ze die niet kennen.” “Ik niet hoor,” zegt zoon, op zijn eigen, nuchtere manier “ik hèb toch al een moeder.”