woensdag 9 november 2011

Supernuchter?

Eerste week van de maand. Kijkles bij zwemles. We bewonderen elkaars kinderen. Ineens zwemmen ze echt. Ik hoor mezelf tegen een andere moeder zeggen dat zoon binnenkort mag proefzwemmen. Ik weet alleen even de datum niet meer. Pas ‘s avonds laat denk ik er weer aan. Ik zoek de brief op en zie dat hij de volgende dag wordt verwacht in het grote zwembad in Apeldoorn. Maar goed dat ik nog even kijk. 


De volgende dag meld ik terloops aan zoonlief dat we vanmiddag even gaan proefzwemmen. Als het goed gaat mag hij afzwemmen en als het niet goed gaat moet hij nog een poosje wachten. “Oké,” zegt zoon. “Mag ik buitenspelen?” 


Genoeglijk babbelend zit hij ‘s middags achter in de auto. Eet nog even z’n broodje met ei op. Alle koetjes en kalfjes die we voorbijschieten worden besproken. Als we bij het zwembad aankomen zie ik dat we niet de enigen zijn. Ik help hem uit- en aankleden. Hij ontdekt een jongetje dat hij kent. Ze staan samen gezellig te lachen en te wachten. Als ik denk dat de juf eraan zit te komen om ze op te halen kruip ik even in zijn aandachtscirkel. Die is ongeveer 40 centimeter diameter, dus ik moet dichtbij komen. “Luister je goed naar de juf en de meester, straks, dat je weet wat je moet doen?” Zijn aandacht wil nog wel eens wat fluctueren, dus het lijkt me goed om hem even te focussen. Zoon knikt. “Heb je er zin in?” Ja, dat heeft hij. Dikke kus en weg is tie.


Als ouder wordt ik nu geacht me naar de zogenaamde publieksruimte te begeven. Dat is een soort terrarium aan het ene uiteinde van het zwembad. Een rechthoek van ramen, gelukkig dus ook richting bad, zodat de verrichtingen van de kinderen te volgen maar niet te beschreeuwen zijn. Dat blijkt achteraf maar goed ook.
Ik schrik me het schompes als ik de deur opendoe. Er zit niet alleen een incidentele ouder, nee, er zitten hele families, opa’s, oma’s, broertjes, zusjes, papa’s èn mama’s, ooms, tantes, en alles is ruim voorzien van allerhande apparatuur. Terwijl ik me door de mensenmassa heenworstel naar een hoekje met wat uitzicht vang ik flarden conversatie op: “Mis-se-lijk van de zenuwen” “Kind hééft het niet meer” “Ze is superzenuwachtig” Ik kijk door het raam naar mijn zoon. Hij huppelt vrolijk in de richting startblok waar hij net niet overheen kan kijken als hij erachter staat. Het geleuter gaat gewoon verder. Over hoe spannend dit allemaal is, over hoe ellendig het bewuste kind zich onder deze beproeving voelt en ja, eerlijk gezegd de ouders zelf ook wel. Er wordt geschreeuwd, geklopt, er worden bewegingen voorgedaan. Ik hoop van harte dat die arme kinderen het allemaal niet horen en zien.


Ik zit wat achteraf in een hoekje, houdt met een half oog mijn zoon in de gaten, hij gaat lekker!, stuur een sms’je, check twitter even, zie met genoegen dat de kleine man een heel veld rugcrawlers achter zich laat en ondertussen wordt het gevoel van bevreemding steeds groter. Waar gaat dit over? Waarom maakt iedereen dit zo enorm groot? Ben ik nu zo’n supernuchtere moeder? Dacht het niet. Mensen…dit is próefzwemmen, niet het laatste oordeel. “Sta te trillen op m’n benen” zegt een moeder voor me, als we in de rij staan waar de bokken van de schapen worden gescheiden. 


Zoon is aan de beurt. “Ga jij door voor B?” vraagt juf aan hem. “Ja” zegt zoon. “En wat betekent het, als ik dat vraag?” “Dat ik mag afzwemmen voor A” begrijpt zoon. Hij is blij. Terecht, ik ook. We lopen langs de rij gezakte ouders met kinderen. Bedrukt sfeertje wel. “Mam, daar staat een snoepautomaat.” Voor deze keer maken we er gebruik van, hij heeft tenslotte iets te vieren. En hij mag papa even bellen. Ik zet m’n telefoon op de luidspreker. “Hier is je zoon, hij wil wat vertellen.” Supernuchtere moeder heeft kennelijk ook een supernuchtere zoon: “Hoi pap, ik heb een zakje snoepjes gekregen uit de automaat.”

1 opmerking: