dinsdag 4 oktober 2011

Garage

“Goedemorgen mevrouw Smit, wat kunnen we voor u doen”  We vousvoyeren nog, baliemeneer en ik. Hoe dan ook, als de garagemedewerker je bij naam kent, kunnen er twee dingen aan de hand zijn. Of hij is vreselijk onder de indruk van je persoonlijkheid, òf je komt er gewoon te vaak. En ik ben bang dat het laatste bij mij het geval is.
“U weet waar de koffie staat” wappert hij, als hij de sleutel in ontvangst neemt.
Ja, òf ik dat weet.


We hebben jarenlang Citroëns gereden. Geen centje pijn. Nou ja, een keer een warmlopertje met een Eend. Keer lekje in de remleiding van de BX, waardoor het hele geval door z’n hoeven zakte vlak voor Lyon. Om half twee ‘s nachts. Met baby bij ons. Van dat voorval herinner ik me wel dat ik zeldzaam blij was dat ik  de franse taal enigszins beheers. Franse garages zijn over het algemeen heel wat minder klantgericht dan we hier gewend zijn.


Afgelopen zomer, camping, Frankrijk. Bij m’n zwager knapt iets. In de auto. Een aandrijfriem ofzo, vraag me niet naar technische details. De arme jongen zit nog na te shaken op z’n stoel. Niet van het geknapte onderdeel, maar vanwege de rit naar de garage. 
Ons beider schoonvader trekt hem er wel even naartoe. Blindelings varend op zijn Tom neemt ie de tolweg, mikt geld in de trechter van het tolpoortje en trekt, er kennelijk niet aan denkend dat er normaal maar één auto onder de slagboom door kan, zwager aan het kabeltje achter zich aan. Gaat nèt goed.  Hij neemt ondanks de navigatie een afslag te ver, keert en gaat weer terug over de tolweg, moeiteloos hetzelfde kunstje herhalend. M’n zwager zit inmiddels lichtelijk hyperventilerend achter het stuur. Bij een rotonde blijft schoonpa staan. Zeker weer de weg kwijt, denkt zwager en stapt uit om even te overleggen. Als hij halverwege is, trekt pa weer op. Zwager kan nog net in z’n auto springen. Bij terugkomst kijkt ie me smekend aan: “Wil jij even met de garage bellen? Ik snapte het niet helemaal en jouw Frans is veel beter”  Ik besluit dat de arme jongen inderdaad genoeg heeft meegemaakt voor vandaag en bel de garage. 


“Er is vandaag een Nederlandse Volvo bij u binnengebracht en ik wilde…”Kenteken!” “weet ik niet, het gaat om een Nederlandse Volvo van meneer..” “Kenteken!” 
Mens! Hoeveel Nederlandse Volvo’s kunnen er binnengebracht zijn op 1 ochtend?
Er volgt een kruisverhoor, wie ik dan ben, waarom meneer zelf niet belt, en ik kan wel ik-weet-niet-wie zijn, wat heb ik er eigenlijk mee te maken? Ik blaf terug dat het om de auto van mijn zwager gaat, dat ik een enorme berg moet oplopen om het kenteken na te vragen en dat niet elke Nederlander even goed Frans spreekt, dat het sowieso een goed idee zou zijn als ze wat langzamer zou spreken en dat ik alleen maar wil weten hoelang het ongeveer gaat duren, normalement. Want die clausule moet je altijd inbouwen in Frankrijk.
Het telefoniste aan de andere kant van de lijn bedaart enigszins. De auto wordt verplaatst…naar een andere garage ja, en dan morgen nog maar eens bellen. Het is het begin van een soap van drie dagen, maar dan is de Volvo terug, gerepareerd en wel.


Als je het zo bekijkt bof ik toch maar met onze huidige Renault-garage. We boffen gewoon iets minder met onze Renault. Een half uurtje en twee koppen koffie later komt de monteur eraan. Met hem heb ik een heel andere verhouding. We zeggen jij en jou en hij legt me altijd gedetailleerd uit wat er aan de hand is. Met tekeningetjes erbij. Hij ziet kennelijk een taak. Niet geheel onterecht, de binnenkant van een auto blijft een mysterie voor mij.
Volgende week terugkomen, want het betreffende onderdeel is niet voorradig. 
Ach, dat overleef ik wel. Ik weet waar de koffie staat.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten