zaterdag 8 oktober 2011

Pleegzoon

“Er staat hier dat u zijn pleegmoeder bent?”
Word gebeld door een nieuwe begeleidster op de groep. Eentje die niet weet dat dit eigenlijk een grapje is. Want officieel ben ik zijn pleegmoeder helemaal niet. Gewoon de buurvrouw.
Op moederdag krijg ik steevast bloemen. Van hem. “Voor z’n pleegmoeder”, zeggen zijn ouders er lachend bij.


Ik denk dat hij veertien was. En wij waren aan het verven, vloeren aan het leggen en alle dingen aan het doen die je doet als je een nieuw huis betrekt. Juli, elf jaar geleden.
Ineens stond hij midden in de kamer. Keek om zich heen. Hoofd een beetje schuin.
“Hoi” zei ik.


Speelt met onze meiden, twee en drie jaar oud. Puzzels. Vier, zes, tien stukjes en zo verder. Bijzonder gezicht. Hij is bijna net zo lang als ik. Vanwege zijn motoriek kan het niet op de grond. Twee kleine frummels naast een boom aan tafel. Oudste pakt zijn hand vast als het niet lukt.
Twee jaar later maakt hij samen met oudste een puzzel van honderd stukjes. We weten niet op wie we het meest trots zijn.


Niet veel later zien we het onvermijdelijke. Onze dames gaan voor de tweehonderd stukjes. Dat gaat hij niet halen. Nu niet en waarschijnlijk nooit. De pijn van zijn ouders wordt onze pijn. Onze bewondering voor hen groeit. 


’s Middags haalt hij graag de buurman op. Op zijn driewielfiets gaat hij naar “waar de telefooncel stond” en wacht hem daar op, zodat ze het laatste stuk samen kunnen racen. Natuurlijk wint hij elke dag.
Vanaf een uur of vier komt hij bij me vragen. “Komt de buurman er al aan?” 
“Nee, dat duurt nog een uur of twee.” Gelukkig is hij een volhouder. Blijft om de 10 minuten even checken. 


We leren te herkennen wanneer hij absences heeft. We weten wat hij mag eten en drinken in combinatie met zijn medicijnen. Ik strik z’n veters. Zet z’n broekriem een gaatje strakker als z’n broek afzakt.


Hij is bang voor vuur, maar wil toch graag de kaarsen aansteken. En dat vindt hij mannenwerk. Ik ben namelijk te kort om zijn hand nog goed vast te kunnen houden, hij nadert de twee meter. Buurman kan hem daar beter bij helpen want de kroonluchter boven onze eettafel hangt hoog. Ze doen het samen, lekker veilig, met een lange kaarsenaansteker. 


Onze jongste arriveert. Hij draait er als een waakhond omheen, bang dat onze zoon zich zal bezeren bij z’n eerste stapjes, mij  voortdurend aansporend toch vooral goed op te letten. Ze kijken samen Bob de Bouwer en Thomas de Trein.




Er worden nieuwe appartementen gebouwd in het dorp. Begeleid wonen. Een uitgelezen kans, op 5 minuten afstand van het ouderlijk huis. Twijfel slaat toe: is dit het juiste moment? Is het ooit het juiste moment? Al het nu niet is, wanneer dan wel?


En hij vliegt uit. Met horten en stoten. We zijn de controle een beetje kwijt. Als van je moeder iets niet mag, probeer je het gewoon bij de buurvrouw. Die trapt er wel in. Zit je toch weer in je oude vertrouwde straat aan de koffie.


Tijd voor actie. Zo went hij er niet aan. Regels worden vastgesteld. Op die dagen wel naar huis, op die dagen niet. Telefoonnummers worden doorgegeven. We checken vaker onderling. Hij merkt dat hij de boel niet meer kan manipuleren. Probeert het nog wel, want hij heeft een harde kop. Langzamerhand ontstaat er een soort van evenwicht.


We houden dagelijks contact. Telefonisch. Soms moet je even iets kwijt en zijn je ouders onbereikbaar. Dan bel je de buurvrouw. Of je kan ze wel bereiken en dan bel je de buurvrouw ook. Kan je het twee keer kwijt. Soms huilt hij. Soms is hij boos. Maar meestal is hij vrolijk en hij begint een telefoongesprek altijd keurig met het zeggen van z’n voor-en achternaam. 
En zijn z’n ouders er een keer niet op de doordeweekse-thuis-eet-dag, dan eet hij bij ons. Patatjes. En twee frikadellen met niks. Gaan we samen halen bij de patatboer in het dorp. En hij glundert na het danken: “Dat wisten jullie niet hè, dat ik zo hard ging zingen”.




“Er staat hier dat u zijn pleegmoeder bent?”
“Eh…..ja, dat klopt, wat wilde u vragen?”



Geen opmerkingen:

Een reactie posten